Over Neonicotinoïden (imidacloprid) meer dan alleen een bijengif

Neonicotinoïden (imidacloprid) meer dan alleen een bijengif

Avondlezing door Martina Vijver georganiseerd door de Groningse Chemische Kring.

Samenvatting
Nederland waterland – Nederland landbouwland. Het is onvermijdelijk dat het grootschalig gebruik van landbouwchemicaliën op gespannen voet kan staan met de kwaliteit van het oppervlaktewater en de daarin levende planten en dieren. Met het bijeenbrengen van de monitoringsgegevens van alle waterbeheerders (www.bestrijdingsmiddelenatlas.nl) is een duidelijk ruimtelijk beeld te geven wat betreft de vraag hoe schoon het Nederlandse oppervlaktewater is. Na een algemeen overzicht van emissie routes, chemische concentraties en ecologische effecten, zal ik inzoomen op de neonicotinoïden. Deze groep aan stoffen wordt momenteel het meest bediscussieerd door de grote ecologische effecten die ze veroorzaken. 

Neonicotinoïden behoren tot de meest verkochte insecticiden ter wereld. De bekendste neonicotinoïden zijn imidacloprid, clothianidin en thiacloprid. Imidacloprid wordt medio 2015 toegepast in 28 toegelaten middelen. Lang ging men er vanuit dat de stoffen enkel effect zouden hebben op een beperkt aantal soorten insecten die planten en gewassen aantasten. Onlangs heeft de Europese Academies van Wetenschappen (EASAC) in 2015 een document naar buiten gebracht met daarin de conclusie dat het nu systematisch preventief op zaden toepassen van de neonicotinoïden een impact heeft op de al jaren slinkende biodiversiteit in de landbouwgebieden. Met name de sleutelsoort – honingbijen maar ook de vele verschillende soorten wilde bijen, hommels, vlinders en zweefvliegen zijn erg kwetsbaar voor een zeer lage dosis neonicotinoïden. Ik laat zien hoe enkele van deze ecotoxicologische toetsen worden uitgevoerd. Voor de landbouw kan dit dramatische cascade effecten opleveren omdat deze insecten een belangrijke ecosysteemdienst leveren in de bestuiving van landbouwgewassen.

De kavelsloten direct grenzend aan het bespoten veld krijgen te maken met ongewenste emissies. In het veld blijken de ecologische responses anders uit te pakken dan men voorspelt op basis van laboratorium toetsen. Dit komt door abiotische en biotische factoren. Watervlooien (kreeftachtigen) zijn het standaard-toetsorganisme in veel toxiciteitstoetsen en zijn gemiddeld gevoelig voor de stof. In de veld situatie reageert het waterleven erg verschillend op blootstelling aan imidacloprid. Over het algemeen zijn insecten erg gevoelig, maar de onderlinge soorten variëren wel sterk in gevoeligheid. Amfibieën en vissoorten lijken niet gevoelig te zijn voor imidacloprid. Het aanwezig zijn van hoge concentraties nutriënten maar ook concentraties van andere groepen aan bestrijdingsmiddelen heeft interacties op de ecologische response. Ik zal enkele relaties bediscussiëren.

Tussen 2010 en 2014 zijn er veel maatregelen rond de toelating en het gebruik van neonicotinoïden getroffen, o.a. werd imidacloprid in 2011 en 2013 aan een herbeoordeling onderworpen (Ctgb en EU i.v.m. vermeende effecten voor bijen, en in 2014 is een aanscherping van toelatingscriterium voor aquatisch milieu afgedwongen. De meest recente maatregel dateert van mei 2014, waarbij het per direct het gebruik van imidacloprid werd verboden in glasteelten als er geen waterzuivering aanwezig is. De vraag in hoeverre deze maatregelen een positief effect op de waterkwaliteit hebben gehad, is door ons (Universiteit Leiden – CML) onderzocht en wordt op 20 januari 2016 in de Tweede Kamer besproken. We kunnen echter per direct al wat doen: maatregelen die helpen om de emissie van landbouw chemicaliën richting aangrenzende ecosystemen te reduceren, zal ik bespreken.

Curriculum vitae Martina G. Vijver
Martina G. Vijver is geboren en getogen in Friesland. Haar HBO studie milieu chemie heeft ze gevolgd aan de Hogeschool IJselland te Deventer. Na de studie is ze gaan werken voor Rijkswaterstaat en daarna voor het RIVM op de afdeling Laboratorium Ecologische Risico’s. Haar Master diploma heeft ze in 2000 cum laude behaald bij de University of Greenwich. Via een samenwerking met RIZA (het onderzoeksinstituut van Rijkswaterstaat te Lelystad) kon ze een promotieplek aan de Vrije Universiteit invullen. Het onderwerp van de promotie was bioaccumulatie van metalen in terrestrische organismen, en sterk gericht op blootstelling, opname en eliminatie kinetiek, en de ecofysiologie van evertebraten. De promotie was onder leiding van prof.dr. Nico van Straalen. Na de promotie kon ze als universitair docent aan de slag bij Leiden Universiteit, Centrum voor Milieuwetenschappen. Momenteel is ze universitair hoofddocent. Ze begeleidt 8 PhD-studenten en al 5 PhD-studenten zijn gepromoveerd. Ze werkt aan stressoren die impact hebben op individuele soorten en levensgemeenschappen. De impacten variëren van bestrijdingsmiddelen residuen tot nanodeeltjes tot metalen en geluid tot electromagnetische velden. Naast het onderzoek en onderwijs, werkt ze aan beleidsevaluaties voor de ministeries en is ze oprichtster van het Researchers In Science for Equality netwerk binnen de leiden universiteit.

http://www.cml.leiden.edu/organisation/staff/vijver.html , http://ecotox.science.leidenuniv.nl/ , http://www.rise.nu

Introducé(e)s zijn van harte welkom.

Graag vooraf bericht als u verwacht te komen.
Stuur daartoe een mail naar kommer.brunt@planet.nl